Geschiedenis van de Bovenleiding in Nederland

 

Op 1 oktober 1908 reed de Zuid Hollandsche Electrische Spoorweg Maatschappij (ZHESM) als eerste maatschappij in Nederland met een elektrische trein. Dit gebeurde op het traject Den Haag HSM ( ! ) via Pijnacker naar Rotterdam Hofplein. Slechts zeven maanden later op 1 mei 1909 werd ook het deel Den Haag HS – Wassenaar – Scheveningen (Kurhaus) in gebruik genomen. Men gebruikte toen 10.000 volt wisselspanning van 25 perioden.

Als leuke bijkomstigheid, op sommige zondagen waren er zoveel mensen die wel eens een ritje met de ‘elektrische’ wilden maken dat men uit nood (U raad het al) Stoomtreinen moest inzetten. Verdere elektrificatie gebeurde pas na de Eerste Wereldoorlog, omdat er gewoonweg geen materiaal voor handen was.

 

In 1918 gaf de Directie van de NS (zal op de grens van de fusie geweest zijn) opdracht een onderzoek naar verdere elektrificatie te doen, en wel alleen voor de lijnen Amsterdam – Den Haag en Amsterdam – Amersfoort. Het “Elektrificatierapport 1919” was het uiteindelijke resultaat van dit onderzoek en hieruit kwam naar voren dat het gunstig zou zijn om Rotterdam – Delft – Den Haag ook te elektrificeren. De voorgestelde spanningssoort was toen 15.000 Volt 16Hertz. Naar aanleiding van de aanbevolen spanningssoort werd er een nieuwe commissie aangesteld die dit moest gaan onderzoeken. In juli 1921 kwam de commissie met dit rapport en het advies was om 1500 Volt gelijkspanning te gebruiken. De motivatie hiervoor was dat men gelijkstroommotoren beter geschikt achtte voor de tractie en dat de hoge spanning niet echt tot zijn recht zou komen i.v.m. de korte afstanden.

 

De eerste daadwerkelijke elektrificatie werd ondernomen op het traject Amsterdam – Rotterdam, aansluitend zou dan meteen Haarlem – IJmuiden gedaan kunnen worden. Leiden – Den Haag werd uitgekozen als proeftraject en op 3 oktober 1924 reed voor het eerst een elektrische trein voor reizigers in het kader van de 3-oktober feesten. In Den Haag HS kende men tussen 1924 en 1926 dus twee verschillende spanningssystemen. Nadat men uitgebreid materieel en materiaal getest had werd besloten alles om te bouwen naar - en uit te breiden met het 1500 Volt systeem. Op 1 april 1926 werd de Hofpleinlijn officieel van 1500 Volt voorzien en werd de eigen Centrale in Stompwijk (waar nu de werkplaats Leidschendam staat) gesloten.

 

Doordat het materieel nog omgebouwd diende te worden, werd met het materieel waar men tussen Leiden en Den Haag had proef gereden, nu een dienst op de Hofpleinlijn onderhouden. Het ZHESM-mat werd in Haarlem en Utrecht omgebouwd naar 1500 Volt.

Na 1930 werd het middendeel van Nederland weliswaar nog verdieseld, maar in 1938 was dit allemaal al geëlektrificeerd. Vanaf 1938 deed ook de zogenaamde DIN-mast zijn intrede, deze werd vooral bij de geplande nieuwbouw gebruikt. Na de oorlog werd er in een zeer snel tempo geëlektrificeerd, waardoor het in 1952 al mogelijk was helemaal elektrisch van Zwolle naar Den Haag te rijden. Doordat er na de oorlog een staal tekort was werden er ondermeer ook betonnen masten gebruikt. Voor een overzicht van de diverse types, zie de Index.

 

In de jaren die volgden werd er meer en meer geëlektrificeerd en werden de technieken voor deze materie steeds verbeterd. Dit was ook het geval met de verbeterde gelijkrichters zodat men meer en kleinere onderstations kon plaatsen, waardoor de voeding niet over zulke lange afstanden hoefde plaats te vinden. Met de komst van de serie 1600 werd de aangelegde spanning zelfs verhoogd, zodat we nu eigenlijk 1800 Volt op de waslijn hebben. Dit was onder de gegeven omstandigheden wel het maximaal haalbare. Alhoewel er in de ’60-er jaren in Nederland nog steeds het idee rondwaarde dat men met sommige zaken toch weer het wiel opnieuw moest uitvinden, bleek in de jaren ’70 en ’80 dat het onontkoombaar was af en toe ideeën vanuit het buitenland toe te passen. B.v. het gebruik van enkele masten op de Schiphollijn is dus zo’n idee, daarentegen de 25.000 Volt op de Maasvlakte wordt opgehangen aan masten die men zonodig eerst weer zelf moest uitvinden.

 

OVERZICHT ELECTRIFICATIE

 

01-10-1908  Rotterdam Hofplein – Den Haag HS(M)

01-05-1909  Den Haag HS(M) – Scheveningen Kurhaus

04-04-1927  Haarlem – Rotterdam DP (Delftsche Poort)

15-05-1927  Haarlem – IJmuiden

01-07-1927  Amsterdam CS – Haarlem

15-05-1931  Amsterdam CS – Alkmaar, Velsen – Ijmuiden Oost – Uitgeest

15-05-1934  Rotterdam DP – Dordrecht

15-05-1935  Schiedam – Hoek van Holland

06-10-1935  Haarlem – Zandvoort

15-05-1938  Amsterdam CS – Utrecht – Arnhem,

                   Rotterdam Maas – Utrecht – Eindhoven,

                   Den Haag SS – Gouda

02-04-1940  Arnhem – Nijmegen

04-05-1942  Utrecht – Hilversum, Utrecht – Amersfoort

03-06-1946  Amsterdam – Amersfoort

25-07-1948  Den Dolder – Baarn

15-05-1949  Eindhoven – Maastricht,

                   Sittard – Heerlen,

                   Heerlen – Schin op Geul – Maastricht

16-01-1950  Dordrecht – Lage Zwaluwe – Boxtel

14-05-1950  Lage Zwaluwe – Roosendaal

08-10-1950  Leiden – Woerden

03-01-1951  Amersfoort – Apeldoorn

20-05-1951  Apeldoorn – Hengelo –Enschede,

                   Hengelo – Oldenzaal,

                   Amersfoort – Lunteren – Ede/Wageningen

07-01-1952  Amersfoort – Zwolle

18-05-1952  Zwolle – Meppel – Groningen, Meppel – Leeuwarden

05-01-1953  Arnhem – Zutphen

17-05-1953  Zutphen – Zwolle, Nieuwerkerk – Rotterdam CS

03-06-1956  Eindhoven – Venlo, Gouda – Alphen a/d Rijn

18-04-1957  Roosendaal – Vlissingen

02-06-1957  Roosendaal – Breda

14-08-1957  Tilburg – ’s Hertogenbosch

29-09-1957  ’s Hertogenbosch – Nijmegen, Roosendaal Essen (België)

01-06-1958  Alkmaar – Den Helder

22-05-1966  Arnhem – Emmerich (Duitsland)

26-05-1968  Venlo – Kaldenkirchen

26-05-1974  Zaandam – Hoorn – Enkhuizen, Alkmaar – Hoorn

30-05-1976  Oldenzaal – Bentheim (Duitsland)

22-05-1977  1e Fase Zoetermeerlijn: Leidschendam V.- Meerzicht – en Palenstein

28-05-1978  Verlenging Palenstein – Seghwaert

20-12-1978  1e Fase Schiphollijn: Amsterdam Zuid - Schiphol