© J.W.Penris
Inleiding
In eerste aanleg vind je hier een aantal tips om de
draad goed boven de baan te krijgen. Dat daar de nodige handigheid bij komt kijken
zal niemand verbazen, totdat je er mee bezig gaat. Het is 1 manier om het te
doen, en zal beslist niet de manier zijn waarop je het later zelf doet. Maar
wel een om mee te beginnen. Waar nodig zal ik verwijzen naar andere tekst op
deze pagina’s, zonodig met een linkje.
Ophanging
Daar we hier te maken hebben met schaal 1 op 87
moet je niet teveel willen. Als het oogt zoals je denkt dat het zou moeten zijn
dan is het goed. Dat wil zeggen, geen doorhangende draden (gebeurt heel gauw
wanneer je b.v. modules hebt, komt door het steeds
maar vervoeren), haaks staande masten en rechte lijnen. Dit laatste is heel
belangrijk, want het oog ziet elke afwijking. Ook pas ik altijd de ‘kunst van
het weglaten’ toe, wat heel kort inhoudt dat sommige dingen die er in het echt
wel zijn, er gewoon niet zijn. Wat er wel moet zijn, is een beetje ‘Zig-Zag’ boven het spoor en hoe dat er uit ziet, staat in
Fig. 1.
De K staat voor korte - en de L voor lange
uithouder. In het echt wordt er nergens op druk belast, alleen op trek, dus de
tekening is eigenlijk alleen een aanzicht. De uithaal vanuit het midden
gerekend is ongeveer een millimeter of 5 naar elke zijde. Meestal pas ik de
volgende methode toe, ik neem een model met (slechte) stroomafnemers, die zijn
vaak te klein en laat deze dan onder de bovenleiding door gaan. Past dat dan
gaat dit ook goed met betere stroomafnemers. Die wat oudere hebben vaak een
verbindingsstukje tussen de twee sleepstukken. Dit is de uiterste uithaal voor
de draad, als deze verder over de afnemer zou moeten kan deze er in bogen
afschieten. Ik gebruikte voor deze test altijd een los hondekop-deel
van Lima met twee stroomafnemers. Dat maakt het in bogen ook gemakkelijker om
te zien of het rijtuig wel onder de draad bleef. Ook bij wissels was dit een
goed testpunt, maar daar kom ik straks nog op terug.
Over ophanging is nog lang niet alles gezegd, maar
dit is het begin, kijk van boven of de stroomafnemer voldoende onder de ‘Zig-Zag’ blijft en er nergens onderuit komt. In het verhaal
over het maken van rijdraad staat ook dat ik geen korte stukjes maak maar
alleen langere stukken. Afhankelijk van de te gebruiken draad kan de lengte
variëren van
Afspanning
Hieronder een voorbeeld van een afspaninrichting.
Helaas klopt deze tekening niet helemaal, normaal zijn er aan beide zijden
blokken die de afspanning verzorgen. Haal bv ter
hoogte van a3 een verticale lijn door de tekening
en verleng deze met een meter of 750, dan heb je
wat er in het echt ook zit.
Hieronder is het zichtbaar van boven, globaal
genomen is het wat je ook op de modelbaan moet proberen weer te geven. Ik weet
dat de informatie een beetje uit de tijd is, maar er is nog veel van dit soort
ophanging te vinden in Nederland. Het gaat het dan niet direct om de maten,
eigenlijk meer om het zicht wat het oplevert. Ook hier is de kunst van het
weglaten belangrijk, probeer niet alles in detail na te maken, maar gun het oog
de illusie .
De rondjes bij 8a en 8b zijn doorlussen van de
stroomvoerende kabels, staat leuk als je het toepast, maar maakt wel dat er
weer meer draad hangt. Dus alweer een compromis. Ik heb als test ooit een
stukje nagebouwd van het emplacement op ’t Harde. Dit leverde zoveel draden op
dat ik de afspanningen maar weg heb gelaten. Temeer omdat ik dit ook gebruikte
op tentoonstellingen om te laten zien dat er echt met stroomafnemer tegen de
draad gereden kon worden. Slechts een persoon heeft ooit opgemerkt dat er iets
niet klopte, maar ja, die werkte ook bij dit onderdeel van (toen nog) NS.
Bogen
In bogen wordt de draad naar buiten getrokken, aan
de buitenboog is dat makkelijk, de binnenboog heeft
daarvoor een uithouder die de draad naar het midden trekt. In Nederland wordt
alles op trek belast, dus ook als de mast in de binnenkant staat wordt de
uithouder zover naar binnen gestoken dat de draad naar buiten wordt getrokken.
Het zal niemand zijn ontgaan dat daarmee de uithouder van de binnenzijde dan op
druk belast wordt. Ik heb het niet bedacht, maar het lijkt me de enige
oplossing zover. In bogen staan wel Din-portalen in
korte afstand van elkaar, maar op bv de Schiphollijn staan eigenlijk alleen maar losse masten.
Bij deze Duitse
mast is bv goed te zien hoe de uithouder de draad
naar buiten ‘uithoudt’, maar de constructie is in Duitsland ook lichter omdat
er daar maar één rijdraad gebruikt wordt i.v.m. de gebruikte spanning. Als we
echter de nieuwste Nederlandse
constructie bekijken dan zien we heel wat anders. De uithouder is als een soort
driehoek gebouwd waardoor hij zo stevig is dat hij echt aan de draad kan
‘trekken’. Er hangt nogal wat aan, als we even terugrekenen dat er aan een kilometer
bovenleiding aan beide zijden toch een
Wissels
Wissels is een verhaal apart. Waar je op de vrije
baan weinig afspanningen ziet, daar zie je ze bij wissels en wisselstraten
juist meer. Als je zoiets gaat maken, dan is het handig vooraf eens een kijkje
te nemen bij een wat simpel emplacement. Daar zie je de leukste dingen die nog
net allemaal te doen zijn.
In bovenstaande tekening een overzicht van hoe
zoiets op de modelbaan zou kunnen. De letters L en K staan weer voor Lange en
Korte uithouder. Bij afspanning mag je iets meer ruimte nemen tot de volgende
mast. Hier is goed te zien dat de rijdraad niet zonder Zig-Zag
zit en dat boven de wissel ook weer meer ruimte is genomen om dat de locomotief
of het treinstel nooit exact de stroomafnemer boven het hart draaistel heeft
zitten. Daardoor kan een stroomafnemer wel eens meer uitzwenken. Of dat in het
echt ook zo is, heb ik nooit kunnen ontdekken, wel in het model. Doordat er
verschillen in lengte van rijtuigen en loc’s zijn,
i.v.m. bv de gebruikte
lengteschaal is het verstandig bv een rijtuig met
twee stroomafnemers te gebruiken om te testen of deze goed onder de draad
blijven. Hier komt de oude hondekop van Lima uitstekend
van pas.